woensdag 18 januari 2017

Angel






6.





'Een foto die de bedding van de geschiedenis heeft verlegd?'

Hij lachte minzaam naar mij, zonder de foto die tussen ons in op tafel lag een blik waardig te gunnen. Vervolgens sloeg hij de handen voor zijn ogen.

'Kijk, meneer Derwahl', zei hij met zijn zware maar warme bromstem. Hij sprak Frans met een Slavisch accent, hij heette Vladimir Korotkow. 'Als ik niet kijk, zie ik niets, wist ik er niets van.'

Hij deed alsof hij snurkte.

'Ik kan mezelf probleemloos en op elk moment van de dag, zittend of rechtstaand, in slaap wiegen.'

Hij begon daadwerkelijk heen en weer te wiebelen op zijn stoel en neuriede een kinderliedje.

Ik wist niet waar hij heen wilde. Ik had toch net het juiste antwoord op de examenvraag gegeven? Voor mij, op tafel, lag een foto van een man die zichzelf in brand had gestoken midden op straat. Gebeurtenis: de zelfverbranding van Jan Palach in Praag, fotograaf: onbekend, datum: 1969. Voor het examen van professor Korotkow hadden we honderd zogenaamd iconische foto's moeten bestuderen. Op het examen moesten we gebeurtenis, fotograaf en jaartal reproduceren.

'Kent u de muziek van Sergej Prokofjev, meneer Derwahl?'

Ik schudde mijn hoofd. Thuis in Marville had de radio zelden opgestaan. Er was een platendraaier, waar mijn moeder af en toe een plaat van een Franse chansonnier had opgelegd.

'Muziek heeft mij meer gevormd dan beelden', zei hij. Hij liet zijn handen zakken, maar hield zijn ogen gesloten. '“Het is buitengewoon stompzinnig om een potje as te willen zijn”, schreef Prokofjev in zijn dagboek, twijfelend of hij gecremeerd wilde worden dan wel ter aarde besteld. Hij besloot uiteindelijk zijn skelet te schenken aan een museum. Daar wilde hij achter glas staan, met als opschrift: “Vrienden, fijn dat jullie er zijn”.'

Eindelijk opende hij weer de ogen en keek mij recht aan. Er viel een ongemakkelijke stilte in de koude, TL-verlichte kamer. De Ecole de Photographie in Parijs, waar ik enkele maanden na de breuk met Ella was gaan studeren, was in zijn geheel onderkomen en ik had het vanaf de eerste dag in tegenspraak gevonden met wat toch ook een wezenlijk onderdeel van de fotografie behoorde te zijn, namelijk de esthetiek.

Dezelfde verwarring, nog aangeblazen door de vrees voor een onvoldoende, beving mij hier nu tegenover mijn examinator. Een professor fotografie die muziek verkoos boven beeld en de kern van zijn eigen cursus – beelden die de wereld veranderen – ondergroef? Ik dacht aan mezelf en hoe goed ik was geweest in wiskunde en dat spoor toch, tegen de druk van mijn ouders en leerkrachten in, had verlaten. Misschien had het kompas van professor Korotkow in de muzikale richting gewezen en was hij afgedwaald. Het kon verklaren waarom hij in de lessen altijd een beetje de indruk gaf tegen zijn zin voor de klas te staan. Het gaf zijn voorkomen een zekere melancholie die mij ook vandaag trof, nu ik hem zo van dichtbij zag, met zijn dunne, grijze en wilde haardos en zijn grote, gegroefde handen.

'Wat ligt hier eigenlijk tussen ons op tafel?', wees hij naar de foto. 'Een menselijke toorts, een brandend braambos. Een foto die zijn waarde verliest zonder context. Een fotograaf fixeert, letterlijk en figuurlijk. Een beeld is vrijblijvend, muziek is vrij én blijvend.'

Hij nam een schaar van de verder nagenoeg lege tafel en knipte de brandende Palach van de foto. Ik moest heel even denken aan het kleine inferno dat mijn vaders bijen op mijn arm hadden veroorzaakt. Wat wist ik van pijn, wat wist ik van wat dan ook?

'Er zijn honderden manieren om iets niet te willen zien. Om zichzelf te ontzien. Ontluisterend, niet?'

Hij lachte met de onbedoelde woordspeling.

'Heeft uw vader u leren kijken als ik vragen mag, meneer Derwahl?'

Ik ontkende, almaar meer in de ban van deze raadselachtige man die scheen vergeten te zijn dat hij op een examen zat.

'De mijne leerde mij te luisteren. Naar wat de Pravda ooit “Chaos in plaats van muziek” noemde, die goede oude Prokofjev. Die muziek alleen maar in je hoofd te weten, je hoefde ze niets eens te horen, was voor mijn vader een daad van verzet, een rijkdom die met geen enkele ordehandhaving te ontvreemden was.'

Hij zweeg en keek in gedachten verzonken naar zijn handen. Ik vond ze mooi en zoals ik een jaar geleden mijn hoofd had willen begraven in de voorschoot van mevrouw Haller, zo wilde ik nu bijna die handen aanraken.

Hij keek op, als het ware verrast door mijn aanwezigheid – hij zou twee jaar later gediagnosticeerd worden met dementie – en vroeg wat mijn vader deed?

'Een veteraan van de koude oorlog?', vatten zijn ogen vuur toen ik hem over mijn thuis vertelde. Hij rechtte zijn rug alsof een onzichtbare hand hem had aangepord.

Professor Korotkow tikte met zijn wijsvinger op de nu uit het Praagse straatbeeld weggeknipte Palach.

'Vuur is nooit het grootste gevaar geweest. Zou uw vader dat geweten hebben?'

Vuur was inderdaad niet iets wat ik met mijn vader associeerde, maar hoe had professor Korotkow dat kunnen weten? Hij bedoelde natuurlijk iets anders.

De minuten tikten verder terwijl hij mij zijn levensverhaal begon te vertellen. De voorziene examentijd per student – twintig minuten – was al ruimschoots overschreden. Vanop de gang steeg zenuwachtig gekuch van wachtende examinandi op, wat de professor geheel leek te ontgaan.
Korotkow was niets minder dan officier in het Rode Leger geweest. Twee jaar geleden, in 1978, was hem het Russisch staatsburgerschap ontnomen. 'Zonder enig geweld', beklemtoonde hij. 'Niemand heeft mij ook maar fysiek met zoveel als een vinger geraakt.'

Hij werd in 1970 gedegradeerd tot gewoon soldaat ten tijde van de zogenaamde “dooi” onder Nikita Chroesjtsjov. Enkele maanden later verloor hij ook zijn pensioenrechten en uiteindelijk werd hij helemaal uit het Rode Leger gezet. 'Ik verdiende de kost als sjouwer, werkdagen van twaalf uur voor een handvol roebels. Ik had gelukkig geen familie, opgeofferd als ik mezelf had gedaan voor de Revolutie.'

'Ik heb nooit geweten wie mij verklikt heeft of waarom. Ja, een stok vonden ze natuurlijk altijd. Op mijn proces vernam ik dat ik in een militair document een zinnetje zou hebben geschreven dat kon worden uitgelegd als “Leninistische propaganda”.'

Hij spuwde het woord uit, speeksel viel op zijn grote handen en hij keek er verwonderd naar, als vroeg hij zich af vanwaar het vocht kwam.

'Het was mijn overtuiging dat we in het Westen maar best de klassenvijand te vriend konden houden. En dat we moesten verhinderen dat buitenlandse communisten Sovjets gingen vormen. Misleiding is de hele kunst. Daarin is politiek, toch voor wie ze met een kwaad opzet bedrijft, gewaagd aan de kunst zelf,' hij priemde zijn wijsvinger in de lucht, 'niet het minst aan de fotografie.'

Ik verstoutte mij om hem te vragen hoe hij fotograaf was geworden.

'In de Speciale Psychiatrische Kliniek in Leningrad, zo heette het officieel, waar ik na mijn degradatie tot twee keer toe maanden werd vastgehouden', antwoordde hij. 'Het heette in de Sovjet-Unie Strafpsychiatrie, zogenaamde dissidenten werden er heen gestuurd om te genezen van hun dwalende ideeën. Ik zeg zogenaamd, want ik had mezelf tot dan toe nooit als dissident beschouwd. Nooit.'

'Hièr', wees hij met zijn vinger naar zijn slaap, 'hadden uw vader en zijn kameraden zich zorgen moeten om maken, eerder dan om bommen, geweren of vuur. Ja, die hadden we ook en ze waren echt, maar in de strijd om de geest was die hele vuurkracht toch maar een groot Potemkindorp. Nuttig wel om angst te zaaien in de hoofden, en angst ah! angst...'

Hij richtte de ogen op het plafond, alsof hij een gebed zou aanheffen.

'Ctpax', mompelde hij alvorens mij met gespeelde ontzetting in de ogen weer aan te kijken. 'Angst, meneer Derwahl, angst is het poortje dat machthebbers willen open wrikken om zich toegang te verschaffen tot wie u bent. Machtiger dan tanks op territorium, is de bezetting van het geheugen. En of die koevoet nu van links of van rechts komt, van het zogenaamde proletariaat of van de bourgeoisie, het doel is hetzelfde: verwarring en gekte zaaien, hunker naar de verlossing van het dogma. Angst is een machtig toegangskaartje, meneer Derwahl.'

Hij vertelde hoe je al na enkele maanden in de kliniek niet meer wist wie gek was en wie niet, en dat dat precies de bedoeling was. 'We waren “patiënten” waardoor onze onderdrukkers als vanzelf als “verzorgers” moesten worden beschouwd, mensen in witte jassen die ons een gunst verleenden. De Sovjets misbruikten het woord “psychiatrie” zoals de Nazi's de “genadedood”. Wij, de zogenaamde dissidenten, kregen als diagnose het etiket “trage schizofrenie” opgeplakt.'

Ik wachtte intussen nog altijd op een antwoord op mijn vraag over zijn fotografie. Ik herhaalde de vraag, lokte hem zoals mijn vader zijn bijen terug naar de korf.

'Ik kon een Leica op de kop tikken en begon daarmee patiënten te fotograferen om tussen hen en mezelf een muur op te trekken. Ik trachtte bij zinnen te blijven dank zij de fotografie, de fixatie van de ander. Eigenlijk deed ik hetzelfde als, zo besefte ik later, mijn vader had gedaan telkens hij naar Prokovjef luisterde.'

Hij boog zich over de tafel van het smalle bureau heen, waardoor we bijna neus tegen neus zaten. Zijn ogen waren groot en fel.

'Ze lopen hier nog rond', fluisterde hij. 'Ik weet het zeker. Ze komen naar hier, ze zijn al onder ons. Ze zullen u en mij altijd willen benevelen en knevelen. Met alle mogelijke middelen.'

'Wie zijn “ze”, professor?', vroeg ik.

Hij schrok, wuifde zijn hand in de lucht en brak het gesprek en het examen abrupt af: 'U kunt gaan, meneer Derwahl.'

Weer buiten op de gang wist ik tientallen ogen op mij gericht van de rij wachtenden die almaar langer was geworden. Ze keken me even verbaasd als misnoegd aan, opgelopen als hun examenkoorts was geworden. Anderhalf uur had ik binnen gezeten en hoewel ik niet wist of ik nu al dan niet een voldoende gehaald had, wist ik wel dat ik tijdens mijn jaren fotografiestudie nooit nog een belangrijker les zou krijgen dan die van professor Korotkow.

Voorpublicatie uit "Angel", roman in wording.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten