Wilfried
keek vanuit zijn studeerkamer de tuin in. Het was eind april, de
eerste warme dag van het jaar 1989. Hij zag hoe Berten de
ligusterhaag snoeide. Geen gedachte bezocht hem, zijn cursus fiscaal
recht lag al uren open op dezelfde pagina. Aard en omvang van het
fiscaal onderzoek, wettelijke onderzoeksbevoegdheden ten aanzien van
de belastingplichtige en derden, fiscaal bankgeheim. Wilfried dacht
aan verre landen, hagelwitte stranden. Thomas had een vriendin. Hij
was er vorige zomer mee naar Barbados gegaan.
Ze
waren drie jaar van het college af. Het contact tussen de vrienden
was verwaterd sinds Wilfried naar de Vlerick School voor Management ging
-Wilfried wist niet dat er voorspraak van zijn vader aan te pas was
gekomen- en Thomas naar de universiteit. Hij volgde geneeskunde,
wilde zijn vader achterna. Ze liepen school in dezelfde stad: Thomas
zat er op kot, Wilfried werd elke dag met de chauffeur gebracht. Zijn
ouders hadden het niet eens kunnen worden over de wenselijkheid van
dit laatste. Het kweekte geen ruggengraat, vond Arthur Liebaert. Maar
zijn vrouw vond dat Wilfried het al zwaar genoeg had met zijn studie
zelf.
Soms
kruisten Wilfried en Thomas elkaar in de stad. De laatste keer had
Thomas hem verteld dat hij deze zomer naar Alaska zou afreizen. Hij
zou er helpen met het opruimen van de smurrie die was veroorzaakt
door de lekgeslagen tanker Exxon Valdez. Het was al dagen in het
nieuws. Wilfried werd wee van de steeds herhaalde beelden van vogels
die zich vruchteloos uit de olie probeerden los te trekken. Hij had
als kind het gezelschap van dieren boven mensen verkozen. Had Thomas
aan zijn vriendin verteld dat hij een vriend had die ooit een
konijntje had verstikt onder zijn strelen? Bij elke ontmoeting sloeg
zijn eigen nutteloosheid hem almaar doffer in de maag.
Als
Wilfried zag dat Thomas niet alleen was, trachtte hij ongezien weg te
glippen. Hij meed vooral Thomas' vriendin. Ze hadden elkaar maar één
keer ontmoet. Hij had daarbij geen woord weten uit te brengen, zij
had hem geen blik waardig gekeurd. Ze leek op Deborah Harry, de
zangeres van de popgroep Blondie. Hoogblond, goedkoop. Ze studeerde
verpleegkunde. Vloog Thomas blind in haar armen, vroeg Wilfried zich
af?
Het
kotleven had Thomas veranderd. Verhard, toch tegenover zijn vriend.
Bij hun zeldzame ontmoetingen had Thomas steeds ongeduldiger met zijn
tong geklakt bij alles wat Wilfried zei. Wilfried stond niet meer in
zijn zenit, de gedeelde bewondering voor Hans Andreus leek lang
voorbij. In Thomas' leven was de film doorgegaan na de aftiteling.
Berten
stopte met snoeien. Wilfried zag hoe de tuinman tegen de haag leek te
praten en vervolgens ja knikte in de richting van het huis. Tien
minuten later zag Wilfried Thomas door de Engelse tuin zelfverzekerd
zijn kant op lopen. Er lag een handdoek over Thomas' schouder. In
zijn hand hield hij een blauwe zwembroek. Wilfried herkende ze van de
vorige zomer toen ze voor het laatst gezwommen hadden. Hij vond het
vrijpostig hoe Thomas zich, op last van de tuinman, een toegang tot
het domein had verschaft. Zou hij zijn vriend de deur durven te
wijzen?
Maar
de gedachte dat ze konden gaan zwemmen, bekoorde Wilfried wel. Het
water had altijd al verbonden, het kon een nieuwe start zijn. Ik
moet verliezen maar ik kan nog winnen.
Wilfried graaide zijn zwembroek en een handdoek uit de kast en liep
de trap af.
De
vrienden drukten elkaar de hand zoals hun vaders zouden doen, en
wisselden enkele beleefdheden uit over hun studies. Ze waren snel
uitgepraat en beslisten om te gaan zwemmen. De vijver baadde in het
zonlicht. Aan de rand ervan waren twee aan elkaar palende hokjes waar
ze zich omkleedden. Wilfried luisterde naar het ritselen van Thomas'
kleren. Hij schopte zijn mocassins uit en schoof ze onder een bankje.
'Hier'.
Buiten reikte Thomas Wilfried een tube zonnecrème aan. 'Eerste zon
brandt altijd het felst als je huid maanden bedekt is geweest.'
Gezeten
in de tuinzetels smeerden ze zich in. Thomas dacht aan de smurrie op
de stranden van Alaska. Hij was nog altijd van plan om na zijn
examens af te reizen. Het maakte hem elke dag woester, zei hij.
Duizenden zeevogels, otters, robben en zeeleeuwen waren
geslachtofferd aan de tomeloze geldzucht van een rederij. Er gingen
geruchten dat de rederij tonnen geld, waarmee de milieuschade had
kunnen worden vergoed, daags na de ramp naar fiscale paradijzen had
versast.
Wilfried
keek naar Thomas' ingesmeerde armen. Ze blonken in de zon. Hij wilde
zijn vriend niet ontgoochelen. Hij begon zijn pas moeizaam verworven
kennis over het bankgeheim te reproduceren. Thomas klakte met zijn
tong. Het is radeloosheid die de mens in de binnenste baan van de
zelfverloochening brengt. Wilfried hoorde zichzelf ratelen om zijn
vriend te imponeren. Hij vertelde over het fortuin van zijn vader dat
naar de Kaaimaneilanden was gevloeid.
'Vertel
mij iets nieuws, Wilfried', lachte Thomas. Bruusk veerde hij recht en
plonsde zonder opwarming in de vijver. De druppels spatten op tot
waar Wilfried zat. Wilfried stond op, hurkte naast de vijver en
maakte zijn hals en polsen nat.
'Kom
nu', riep Thomas.
Ze
zwommen en zwegen. Het water bedaarde en Wilfried wist zich geborgen.
Thomas kliefde door het water, het zonlicht parelde op zijn huid. Na
een kwartier hees hij zich aan land. Hij moest zich reppen, zei hij.
Zijn vriendin wachtte op hem in de stad. Het eerste examen was nog
ver en het was een dag om terrasjes te doen.
Terug
in het kleedhokje overviel Wilfried een droefgeestigheid van dagen,
maanden, zelfs jaren. Hij had zich wel altijd door het water omsloten
willen weten. Hij ging zitten op het bankje en luisterde naar de
geluiden die Thomas maakte. Oe
oe.
Hij sloot zijn ogen en haalde zich het lenige lijf van zijn oude
vriend voor de geest. Hij volgde in gedachten de lijn van de lende,
gleed met zijn volle hand over de onderrug onder de rand van Thomas'
zwembroek. Maar
leg mij bloot, omdat ik zien wil wie ik toch nog ben. Ik moet toch
een mens zijn die ik herken. Wilfried
voelde zijn geslacht kloppen in zijn hand.
Even
later stonden ze, aangekleed, weer buiten. Wilfried ademde gejaagd en
had iets willen zeggen wat er toe deed. Maar Thomas had zich al
omgekeerd.
'Wacht',
riep Wilfried. Thomas keek over zijn schouder. 'Ik wil je een plaat
lenen. Iets wat je vast goed zal vinden.'
Thomas
liep mee naar het huis en bleef op de stoep staan terwijl Wilfried op
zijn kamer Let
it loose van
Gloria Estefan van de draaitafel plukte. Terug beneden bekeek Thomas
zwijgend de hoes van de plaat. Hij klakte opnieuw met zijn tong.
'Dan
ga ik maar', zei hij.
Wilfried
hief zijn hand op alsof hij een slag wilde afwenden. 'Thomas, wat ik
je net vertelde over je weet wel wat. Dat hou je voor jezelf toch?
Niemand heeft er zaken mee. Ik vertel het je omdat we altijd goede
vrienden zijn geweest.'
Thomas
zei niets, lachte alleen maar.
'Dag
Wilfried. Succes met je examens.'
Het
klonk als een definitief afscheid. Thomas stapte door de Engelse tuin
van hem weg, hij had geen oog voor de bloeiende guldenroede.
Terug
op zijn kamer schopte Wilfried hard tegen de B&O-hifi-installatie.
Blondie zeurde in zijn kop. Superman's
got a heart of glass.
Hij rukte het snoer van de hifi-toren los en begon er wild mee uit te
halen naar alles en niets, maar toch vooral naar de afwezige Thomas.
Enigszins
bedaard voelde hij de zin van deze namiddag in het kleedhokje weer
opzetten. Hij bond het elektriciteitssnoer rond de basis van zijn
lid. Het sneed tegen zijn scrotum aan. De aderen op zijn geslacht
puilden blauw uit. Hij kwam schokkend klaar.
Though
it's killing me, that's true
There's
just some things I can't control.'
Fragment uit Mayday mayday, verschenen op zaterdag 4 mei 2013 in DS Weekblad
Geen opmerkingen:
Een reactie posten